We dobberen wat voor de kust van Monastir. Eigenlijk zijn we te vroeg vertrokken, maar dat kon niet anders, omdat we afhankelijk waren van de marinero’s die ons uit de overvolle haven moesten slepen. Nu is het een kwestie van wachten tot de wind draait voordat we de zeilen kunnen hijsen. De motor pruttelt tevreden en we zien heel langzaam de kust vervagen. Keurig op de afgesproken tijd draait de wind en krijgen we een licht briesje schuin van achteren. Precies zoals we dat graag willen. Eindelijk kan de motor uit. Een weldadige stilte omringt ons. Normaal gesproken is onze gemiddelde snelheid bedroevend laag. Zo’n 3,5 knoop (5,5 km/u). Een gemiddelde bejaarde op een elektrische fiets gaat een stuk sneller en zou ons met gemak met één vinger in de neus inhalen. We houden onszelf voor dat snelheid niet het belangrijkste is, maar dat liegen we natuurlijk. Als we één knoop sneller gaan, kan dat al gauw een dag en vooral een nacht schelen.
Tot onze verbazing halen we met 12/13 knopen wind zo’n 6 knopen (11km/u). Dat zijn Max Verstappen snelheden. Ligt het aan het feit dat we de oude arch eraf hebben gesloopt en dat de nieuwe een stuk lichter is? Of is het de nieuwe anti-fouling? Of de nieuwe bulb? Of zijn het onze fantastische skills om de zeilen goed te trimmen? We weten het niet, maar wat maakt het uit. Het werkt. De pret is van korte duur, want tegen de avond gaat de wind liggen.
‘Dat stond niet op de weer-app,’ mopperen we tegen elkaar. We redden het nog net zonder motor (dat is een principekwestie), maar de snelheid is bedroevend laag.
De nacht vordert tergend langzaam. Het is koud, nattig en stikdonker. Ooit had ik me voorgenomen nooit meer nachtdiensten te draaien, maar zeg nooit nooit. Ik moet weer aan mijn voornemen denken als ik in de kuip de uren van de nacht zit weg te tikken. Die nachten kunnen me gestolen worden en het ergste is dat we het onszelf vrijwillig aandoen.
Wim neemt het eerste gedeelte voor zijn rekening. Wim slaapt overal, altijd en in elke positie. Hij moet echt de wekker zetten om het wakker te houden. Ik doe geen oog dicht. Ik moet ook de wekker zetten om mezelf te dwingen niet continue rond te turen. Altijd voorbereid op drama en ellende. Maar het enige wat ik zie, zijn wat vissersboten die hun eigen plan trekken. Als ze te dichtbij komen, schijn ik met een sterke zaklamp in de zeilen, dan weet ik zeker dat ze ons zien. Ons leven is gereduceerd tot water, wind, zeilen, eten en de zonsopgang. Daar hebben we het heel druk mee.
Gelukkig trekt in de loop van de dag de wind weer aan. Wim besluit in zijn oneindige wijsheid dat we de gennaker maar eens moeten hijsen. En als het ding halverwege in de lucht hangt, komt hij tot de ontdekking dat hij niet meer precies weet hoe het moet. Iets met lijnen die in de klit zitten. Hij is van de trial en error methode. Het hele lel moet weer naar beneden en het hele dek is nu zeil. Ik denk nog had je dat niet eerder kunnen verzinnen? Maar na 36 jaar huwelijk weet ik het antwoord al. We halen samen de wirwar van lijnen uit elkaar tot er iets van een logisch plan ontstaat. Al zeg ik het zelf. We zijn best een goed team. Deze keer gaat het vlekkeloos.
Voldaan kijken we naar onze trotse driekleur. Het rood/wit/blauw steekt fel af tegen de grijze lucht. Onze inspanningen worden beloond en we maken tenminste weer wat snelheid.
Bij Bizerte beslissen we om toch maar Tabarka aan te doen en niet in één keer door te varen naar de Balearen. Zoals het er nu uitziet, krijgen we het laatste gedeelte naar de Balearen tegenwind en dat redden we niet met onze twee keer 9pk, dus we gaan links uit de flank. Het idee om nog nachtenlang op zee te zitten, trekt ons ook niet zo. Eén nacht naar Tabarka is nog te overzien.
We worden in de gaten gehouden door de marine, en dat zonder subsidie van de EU. Als we te dicht bij een eilandje komen, worden we via de marifoon opgeroepen om wat verder weg te gaan. ‘Duidelijk geen verstand van zeilen,’ moppert Wim. We doen braaf wat ze zeggen, want ze zijn sterker en met meer.
De zee is leeg, de lucht is grijs, het miezert en het is koud. We vinden er niks aan. Gelukkig krijgen we entertainment. Een grote groep dolfijnen blijft urenlang rondom de boot spelen. We genieten van die speelse dieren. Zeilen is fantastisch.
De planning is om voor het donker in Tabarka aan te komen, maar naar goed gebruik lukt dat ook deze keer niet. Net na zonsondergang tuffen wij het vissershaventje binnen. We hebben al contact gehad via de marifoon, dus ze weten dat we komen, maar er is in geen velden of wegen iemand te bekennen en de marifoon wordt niet beantwoord. Zoals ik al zei, ons tijdstip van aankomst is net na zonsondergang. Die zitten natuurlijk massaal aan de maaltijd. In de Ramadan het belangrijkste moment van de dag. Het geeft ons de gelegenheid om even rustig rond te kijken. Wat we zien, valt niet tegen. Het ziet er een stuk beter uit dan verwacht. Er liggen alleen wel erg veel kleine bootjes dwars door elkaar, afgewisseld met de onvermijdelijke piratenschepen, wat verlaten roestig spul en vissersboten.
Er staat een man op de kade naar ons te wenken. Hij is de eerste van een lange reeks. Snel verplaatst hij wat kleine bootjes. Dat hij hier een daar wat raakt, stoort hem niet. We mogen aan de kade liggen. Of we het een goed plekje vinden, vraagt hij vriendelijk. We vinden het een uitstekend plekje.
Dan begint de stoelendans langs de loketten. Eerst de Guarde Nationale, dan de Port Police en vervolgens de Douane. Oh, en niet te vergeten de havenmeester. Ze willen allemaal veel kopieën, hebben geen van allen een werkend kopieerapparaat en we moeten vooral veel formulieren invullen. Nee, ze weten ook niet precies waar dat allemaal goed voor is. De Douane wil ook nog een kijkje aan boord nemen. Ik overweeg even om ze te vragen om hun schoenen uit te trekken, als een soort ontmoedigingsbeleid, maar bij nader inzien is dat waarschijnlijk niet zo slim.
Er komen twee vriendelijke mannen aan. Eentje in uniform en de ander gekleed als een soort piraat. Ze krijgen de kastjes niet open en ik laat dat maar zo. Ik blijf dat soort bezoekjes maar vreemd vinden. Je gaat toch niet zomaar iemands huis binnen om dan alle kastjes open te trekken? Wat denken ze te vinden? Gelukkig zijn ze heel aardig en vragen ze verder nergens om. Het enige wat hen toch van het hart moet, is het courtesy vlaggetje. Waarom is onze Nederlandse vlag bijna nieuw? Antwoord: omdat hij nieuw is. En waarom hangen bij onze gastenvlag van Tunesië de vellen erbij? Antwoord: omdat we die al heel lang hebben. We beloven met de hand op ons hart dat we morgen een nieuwe vlag gaan kopen. Na twee uur hebben we ons eindelijk door de bureaucratie heen geworsteld en hebben we wel weer genoeg groene mannetjes gezien. Eindelijk kunnen we naar bed. Weet je hoe fijn het is om ’s nachts te slapen?
Vandaag is het Idl Fitre, het suikerfeest. En feest is het. Grote groepen jongeren en gezinnen, allemaal met hun mooiste kleren aan, komen in grote drommen voorbij lopen. De meisjes in het roze met veel roesjes en de jongens in pakjes met een stropdasje of kikkertje. Het voelt een beetje aan als Oud en Nieuw. De restaurants hebben een goede dag vandaag. De obers rennen heen en weer om iedereen van eten te voorzien.
Er worden eindeloos veel foto’s gemaakt voor het familiearchief met onze boot als achtergrond of zelfs op onze boot. Dat laatste vinden wij niet zo’n goed idee, maar dat wordt niet zo goed begrepen. Ze zijn oprecht verbaasd als we er iets van zeggen. We begrijpen er niks van. Punt 1: Waarom zou je zo’n oude, lelijke boot op de achtergrond willen? Dan heb je geen smaak. Punt 2: Wij gaan toch ook niet op de motorkap van hun auto zitten of in de vensterbank van hun huis staan?
Ook bevalt het ons niks dat er soms groepen jongens stil blijven staan en uitgebreid de boot bespreken. Vooral de radar is onderwerp van gesprek. Wat moeten ze? Maar zoals gewoonlijk maken we ons voor niks druk. Vanaf deze kant vertrekken er geen smokkelboten. De afstand met Europa is veel te groot. Er is ook niemand die over Europa begint. Wij merken niet veel van alle ‘massa’s’ die naar Europa willen.
Het blijft het hele weekend druk en gezellig. Wij zijn blij dat alles weer open is en dat we ook overdag naar een restaurantje kunnen. Het grote voordeel is dat je bijna geen alcohol ziet en dus ook niet de problemen die daarmee gepaard gaan. Geen lallende, agressieve jongeren. Geen geweld op straat. Het blijft gemoedelijk. In plaats van de gebruikelijke biertjes zie je voornamelijk koffie.
Af en toe zien we een opvallend stelletje langs komen. Zij een wat oudere Europese vrouw met haar haar als een natuurlijke facelift strak naar achteren getrokken, eindigend in een miezerig staartje bovenop haar hoofd. Hij Tunesisch, jong en vitaal. Zij geeft hem een toekomst. Hij geeft haar haar jeugd terug. Ze roken allebei. Boven hun hoofden raken de slierten rook elkaar en zo hebben ze toch nog ietss gemeenschappelijks. Je vraagt je af waar zo’n stel het met elkaar over heeft. Het zijn twee zulke verschillende werelden, maar zo lang ze er allebei tevreden mee zijn, werkt het.
Wim heeft niet veel geleerd in het leger, maar het slapen als je slapen kunt en eten als je eten kunt, houdt hij erin en eten is er genoeg. Het grote voordeel van Tunesië is dat het spotgoedkoop is, dus we zijn nogal eens in de restaurantjes rondom de haven te vinden. De koffie is goed en vanwege de Franse invloeden hebben we over de verse croissantjes en stokbroden ook niet te klagen. We genieten. Tabarka is een prettige verrassing. Behalve veel restaurants is er dagelijks een grote groentemarkt waar boeren hun waren aan de man proberen te brengen. Het aanbod is niet erg gevarieerd, maar het is vers en lekker. Buiten groenten zijn er ook veel kraampjes met tweedehands kleding en spullen te vinden. We tikken een mooie zilverkleurige theepot op de kop voor de echte Tunesische muntthee. Niet een paar blaadjes munt in een glas heet water, maar met losse groene thee, een grote bos verse munt, en suiker, en dan natuurlijk hoog opgieten. En dan zie ik… de schaal. Het is een prachtig olijfhouten exemplaar en daar word ik heel hebberig van. De oude witte schaal kan weg dus ik leg mijn minimalistische stemmetje het zwijgen op. We melden de verkoper dat we even moeten pinnen en dat we zo terug komen. Hij drukt de schaal in onze handen. Wij kijken hem vragend aan. ‘We moeten nog betalen.’
‘Dat weet ik,’ zegt hij. ‘Maar ik vertrouw jullie.’
We zijn onder de indruk van zijn vertrouwen en natuurlijk gaan we terug om te betalen.
De tijd vliegt en de wind waait nog steeds uit de verkeerde hoek. Eindelijk, na een maand, draait hij opeens en moeten we binnen twee dagen vertrekken, en dan wordt het toch nog haasten om op tijd klaar te zijn. Vier dagen wind in de goede richting. Precies wat we nodig hebben. De eerste 24 uur wel een beetje uitschieters, maar het zij zo.
We melden ons keurig 24 uur van tevoren af en doen het hele rijtje instanties weer in omgekeerde volgorde. Wim heeft een hekel aan autoriteiten, omdat ze je het leven knap zuur kunnen maken, maar behalve een eindeloze stroom formuliertjes invullen zijn ze vooral aardig. Ze hebben zelf vaak ook geen idee wat er allemaal nodig is en zitten te hikken van de lach over een of andere zegel die ook nog bij het stempel in het paspoort moet worden geplakt en eigenlijk veel te groot is. Na wat knip en plakwerk zit hij er eindelijk in. We worden er nog wel even fijntjes op gewezen dat we eigenlijk illegaal zijn. Eigenlijk mogen we ons maar 90 van de 180 dagen op Tunesische grond begeven. Daar gaan we dik overheen. Gelukkig doet niemand er moeilijk over.
Wanneers we in het dorp nog even boodschappen doen, komen we één van de ambtenaren tegen. Wat we in het dorp doen? vraagt hij. ‘Boodschappen doen,’ verklaren we. Dat is niet de bedoeling. Eigenlijk mogen we na het uitklaren niet meer van boord af. Hij wacht ons antwoord niet af en loopt door. Wij gaan verder met boodschappen doen.
Onder grote belangstelling van de mensen op de terrasjes vertrekken we. Ik probeer met een elegante slinger het meertouw los te krijgen, maar de bolder werkt niet mee. Gelukkig zijn de Tunesiërs hulpvaardige mensen en is er iemand zo vriendelijk om ons te bevrijden. We zwaaien vriendelijk gedag. Het was een goede ervaring om hier te zijn.
Van Tunesië naar Mallorca is ongeveer 320 NM (593 km). We verwachten er drie of vier dagen over te doen. Het waait zo’n 20/25 knopen (6 BF) en dat is een uitstekende snelheid voor onze onderzeeër met zeilen. Jammer dat je met de wind ook de golven krijgt, maar ze komen gelukkig schuin van achteren. We halen zelfs een daggemiddelde van zes knopen. Dat is nog nooit gebeurd.
Het is altijd weer jammer dat de zon ondergaat. Hoe we het doen weet ik niet, maar we krijgen het elke keer weer voor elkaar om tijdens een maanloze nacht te gaan varen. Wim komt op het lumineuze idee om ’s nachts zijn reddingsvest aan te trekken en hij belooft dat hij zich zal zekeren als hij uit de kuip gaat. Dat scheelt een stuk voor mijn gemoedsrust. Ik moet er niet aan denken dat je ’s morgens wakker bent en dat je geliefde weg is. Ook deze nacht gaat weer voorbij, al gaat het tergend langzaam.
De wind neemt wat af en het is heerlijk zeilweer. Weinig golven en genoeg wind om lekker te zeilen. Ik zou het bijna leuk gaan vinden. Wim haalt zijn hengel tevoorschijn en zijn vijftig knalroze nepvisjes met glitters. En geloof het of niet, maar binnen een half uur heeft hij zijn eerste tonijn te pakken. Het is ook meteen de laatste, want we hebben maar een kleine vriezer en vissen vangen voor de leut doen we natuurlijk niet. Dat is zielig. De onfortuinlijke vis wordt vakkundig koud gemaakt en we hebben verse ceviche als ontbijt. Ik ben geen visfan, want ik denk al snel dat het bedorven is, maar daar kan ik nu niet mee aankomen. Het smaakt fantastisch. Zo lust ik er nog wel een paar.
In de verte zien we de kust van Mallorca. De wind neemt af en het duurt uren voordat we wat dichterbij zijn. Onze aankomsttijd is perfect. We zijn de stroom dagboten ruim voor en hebben genoeg ruimte om een goed plekje te zoeken. Het ankeren moeten we weer even inkomen. Wim vergeet dat hij de boot met de kop recht in de wind moet leggen, omdat we te veel op het heilige (beschermde) zeegras letten, en ik vergeet dat ik met beleid het anker moet laten zakken, dus het anker bereikt wat sneller de bodem dan de bedoeling is, maar het is allemaal handwerk, mensen. De ankerlier doet het niet.
Behalve een hickup van de stuurautomaat (zo noemt Wim dat. Ik denk altijd dat er iets meer aan de hand is) ging het verder goed. Tevreden staren we naar het strand en naar elkaar. De zon schijnt, de zee is blauw en hij zegt Ik hou van jou. Wat moet je nog meer?
Zo is zeilen wel leuk denk ik.. en dat plaatsje moet ik onthouden. Wel heel wat anders dan waar je nu bent denk ik?