Vanaf de boot is het ongeveer tien minuten lopen naar het dorpspleintje. We passeren de kustwacht, zwaaien naar de oude visser die zijn houten bootje aan het schilderen is, onder het motto: ‘Als er maar iets opzit’, en lopen via de kade naar ons favoriete koffietentje. Het enige waar binnen niet wordt gerookt. Daar bestellen we een dubbele cappuccino en praten over de boot, het zeilen, kinderen, familie, vrienden en het leven. Het zijn genoeglijke uurtjes waarin we simpelweg gelukkig zijn. Oh ja, en natuurlijk bestellen we ook twee verschillende taartjes, die we delen, omdat we niet kunnen kiezen. Langzaam genietend lepelen we die naar binnen.
Buiten zie ik een camper met twee springende luiers erin. Een jonge, blonde vrouw doet een verwoede poging om de stuiterballetjes in bedwang te houden, maar dat lukt niet erg. Voor in de cabine zit een oudere man met lang grijs haar in een ielig staartje. Hij oogt vermoeid. Zou hij dit nou echt in gedachten hebben gehad toen hij die jonge, blonde stoot zag, waarvoor hij misschien een relatie heeft opgeofferd?
We lopen weer terug naar de haven. Omdat deze niet meer in gebruik is en wij de enigen zijn die daar overwinteren, heeft Wim de taak van nephavenmeester maar op zich genomen. We kijken even bij de boot van Hans, die momenteel in Lombok overwintert, en naar een boot van twee Deense zwagers. Ze hebben hem pas gekocht en ons gevraagd of we hem af en toe willen luchten, omdat hij zo vochtig is. Ze willen ervoor betalen, maar dat weigeren we. Als mensen je gaan betalen, word je hun werknemer en zit je vast. Nu is het een gunst die we verlenen en zijn de rollen omgedraaid. Dat ligt ons beter. Ze vinden het duidelijk ongemakkelijk. Wij niet.
De Pool van het zwaargehavende jacht die de Medicane van een paar maanden geleden nauwelijks heeft overleefd, is ook weer terug. Hij heeft de moed gevonden om de boel weer te gaan opknappen. Samen met een vriend is hij in een oud pick-upje met een hoop spullen terug komen rijden uit Polen. De grote vraag wordt nu wie er eerder klaar is. Wij of zij.
Als we weer bij ons drijvende tiny house aankomen, zien we dat de catamaran van de buurman een beetje scheef hangt. ‘Volgens mij zit er water in de hull,’ weet mijn lief te melden. Wim belt de beste man op om het te melden. Ik vind dat een beetje overdreven. Hij drijft toch nog? En hij heeft toch mensen ingehuurd om op zijn boot te letten? Maar zoals gewoonlijk heeft mijn lief weer gelijk en blijkt er wel degelijk een lekkage te zijn.
Er komt een duiker om de boel te fixen. Dat komt goed uit, want bij het laatste klusproject heeft Wim een koperen buis in het water laten vallen. Hij is hem nog achterna gedoken, maar het ding was niet meer terug te vinden. De temperatuur van het water was nou ook niet echt van dien aard om nou eens uitgebreid te gaan zoeken. De duiker heeft hem snel weer boven water. Kunnen we eindelijk verder met de dieselkachel. Tegen de tijd dat die klaar is, is het veertig graden. Altijd fijn om dan een kachel te hebben.
Gelukkig heeft de lente Pylos gevonden en regent het niet zoveel meer. Als de zon schijnt, kunnen we al snel in de kuip zitten. De warmte is weldadig. We verzinnen een hoop klusjes die buiten moeten worden gedaan. De luiken zijn een dankbaar project. Her en der graven we zes ankers uit. Wat moet je in vredesnaam met zes ankers? Wim plaatst een foto op een zeilforum. Wat zijn het voor ankers en heb je er ook iets aan? De beste stuurlui reageren massaal. Ze zijn eensgezind in hun conclusie: Onze bonte verzameling moeten we maar als archeologische vondst beschouwen, rijp voor de oudijzerboer. Ook het advies is anoniem: besteed je geld aan een Rocna-anker. Met rode pen schrijven we op ons lijstje: een Rocna anker. Het lijkt ons wel een essentieel onderdeel.
Langzaam komt de haven weer tot leven. Met de radio op tien genieten mensen van de stilte. Er wordt geklust en de rompen worden met de hogedrukspuit schoongespoten. Af en toe komen er dikke rookwolken voorbij van motoren die al luid protesterend weer tot leven komen. Ook de bewoners van het dorpje komen langzaam weer uit hun winterslaap. Elke morgen lopen mensen van een bepaalde leeftijd een rondje over de kade. Waarschijnlijk is er een huisarts die zijn patiënten het advies geeft om dagelijks te bewegen. De heren lopen met militaire precisie en een duidelijk doel tot onze boot. Daar draaien ze 180 graden om en stampen ze weer terug. Snel naar het plein voor hun sigaretje en een bak koffie. Die ellende ook weer gehad. De dames hebben het iets beter naar hun zin. Die zie je vaak met een vriendin gezellig keuvelend de kade uitlopen. Soms stoppen ze bij onze boot, omdat het verhaal nog niet is afgelopen en de kade wel. Bij gebrek aan een auto zijn ook wij veroordeeld tot de benenwagen. Ik vind het prima. Wim vindt er niks aan. Hij is blij dat we de fiets van Hans mogen gebruiken. Hij vliegt nogal eens heen en weer. Op jacht naar eten of spullen.
Het klussen vordert gestaag. Het is een hele openbaring dat er uiteindelijk witte kastdeurtjes zijn. Ik dacht dat dat nooit zou gebeuren. Wat een getrut. Ontvetten, schuren, plamuren, weer schuren, weer ontvetten, primer, wachten tot het droog is, eerste laag verf, wachten tot het droog is, natuurlijk vallen ze altijd om of ze staan ergens tegenaan, zodat de verf, die eigenlijk op de deurtjes moet blijven, nu op de wand zit. Nog een keer verven, wachten tot het droog is, nog een keer verven omdat ze toch niet helemaal gedekt zijn, of beschadigd, of omdat mijn lief, met zijn veel te grote lijf in het kleine bootje, ze per ongeluk omver loopt, en dan eindelijk… zijn ze klaar. Het is een glorieus moment. Halleluja!
We zitten gezellig alle deurtjes weer te monteren. Ik heb in mijn oneindige handigheid alle scharniertjes en schroefjes en afdekplintjes bij elkaar gegooid, zodat het nog een heel gepuzzel is om het weer in elkaar te krijgen.
‘Romantisch, hè?’ hoor ik mijn echtgenoot zeggen.
Ik kijk rond of ik kaarsen zie, of een mooi gedekte tafel, of een luxe hotelkamer, of gouden sieraden, maar het enige wat ik zie is een plafond met isolatie dat nog afgetimmerd moet worden en een boot die nog lang niet af is, maar ook een blije echtgenoot die onze droom in vervulling ziet gaan. Met een catamaran de oceaan over.
‘Heel romantisch,’ antwoord ik blij.
We zijn een gezegend groepje.
Comments