Schrijven...
Schrijven was Wim zijn ding. Dat was duidelijk. Ik baarde kinderen, kookte, verfde, verbouwde, leverde commentaar, droomde, zocht dingen uit, maar schrijven...?
Tot we gingen reizen. Wim reed en vertaalde. Ik moest toch ook een bijdrage leveren aan ons project. Als ik nou eens de blog bijhoud begon ik voorzichtig...
'Wat een leuke blogs schrijf jij, het lijkt wel of ik op de achterbank zit.' reageerde een vriendin. Overmoedig geworden door de positieve reakties besloot ik mee te doen aan een schrijfwedstrijd van de Visie. Tot mijn stomme verbazing won ik die.
Een reis op blote voeten
Ik blader lusteloos door een tijdschrift. Het zijn allemaal verhalen over van die succesvolle typjes. Van die mensen die op een bijzondere manier door God zijn gezegend. Van die mensen met een bediening, of nog erger, een ministry. Ik kan het woord niet meer hóren.‘The sky is the limit!’ roepen ze enthousiast. Nou, mijn sky reikt niet verder dan het plafond van onze kleine huiskamer, dat trouwens nodig geverfd moet worden.
Op de een of andere manier komt de zegen altijd bij een ander terecht. Nou kan ik dat God ook eigenlijk niet kwalijk nemen. Zo actief ben ik nou ook weer niet. Het enige wat ik doe, is kinderwerk in onze gemeente. Niet omdat ik nou overstroom van liefde voor kinderen, maar omdat mijn schuldgevoel uitsteeg boven dat van de anderen toen er een oproep kwam voor meer kinderwerkers. Eigenlijk vind ik andermans kinderen maar monsters, stuurloze projectielen. Ik mag van de leiding trouwens geen verhalen vertellen, want dat doet tante Betty. Tante Betty is zo'n duizendpoot. Ze heeft de Pabo gedaan en werkt parttime op de basisschool. Ze zit altijd boordevol fijne ideeën, maar het eindigt er meestal mee dat ik tot m'n ellebogen onder de lijm zit omdat ik mag assisteren bij het ‘werkje’.
Ik sleep mezelf naar de keuken voor nog een kop koffie en eet de laatste koekjes uit de trommel. ‘Die kunnen er ook nog wel bij,’ verzucht ik dramatisch.
Eigenlijk ben ik gewoon een ruggengraatloze amoebe die het leven aan zich voorbij ziet trekken. Mijn idealen zijn een voor een verdronken in de maalstroom van het leven van alledag.
De zomervakantie zit er aan te komen. Manlief is na een eeuwig durende burn-out voorzichtig begonnen aan een freelance baan als vertaler. Als zzp-er om precies te zijn, zelfstandige zonder personeel. In ons geval zelfstandige zonder poen. Op onze bankrekening is het eb. Het belooft een leuke vakantie te worden. Ik heb er echt zin in.
‘s Avonds zitten we hersendood achter onze computer een beetje zinloos over het web te surfen.‘Wat zijn jouw dromen?’ hoor ik opeens aan de overkant van de tafel opklinken.‘Dromen of nachtmerries?’ mompel ik niet erg toeschietelijk.Mijn lief gaat er eens goed voor zitten. ‘Nee, dromen,’ zegt hij geduldig.Ik hoef daar niet zo lang over na te denken. Een bootje. Een zeilbootje om precies te zijn en dan een beetje dobberen op het IJsselmeer of de Grevelingen. Ik zie een glinstering aan de overkant die ik al lang niet meer heb gezien. ‘We kunnen even kijken wat er te koop staat,’klinkt het aarzelend. Even later zitten we genoeglijk samen bootjes te kijken. Het is lang geleden dat we zoveel plezier hebben gehad. We besluiten om onszelf geen limieten op te leggen wat de vraagprijs betreft, anders zijn we snel uitgekeken. Later op de avond krijgen we wat meer realiteitszin en kijken we naar onze bankrekening. Als we alles bij elkaar schrapen, hebben we 2000 euro, maar dat is dan ook echt het maximale. Het allergoedkoopste bootje waar we nog met het hele gezin op kunnen slapen, moet 8000 euro opbrengen. Dat is zoiets als vijf broden en twee visjes voor 5000 man. Dat gaat natuurlijk nooit werken. Er staat er ook nog een bij voor 4000 euro, maar gezien de staat waarin hij verkeert, weet ik niet of dat nog onder het kopje boten thuishoort.
Zaterdags gaan we eerst naar het goedkoopste bootje kijken, want dat ligt dichter bij ons budget. Ergens in het noorden van het land komen we bij een loods terecht waar een heel aantal boten op het droge staat. Er hangt een geur van terpentine en verf, met een vleugje voorjaar.Wij houden van dat sfeertje. Al die boten die daar staan te wachten op een eindeloze zee vol reizen naar verre verten. Helemaal achteraan staat ‘ons’ barrel. Het ding heeft ongetwijfeld betere tijden gekend, maar zo te zien is dat erg lang geleden. We kijken elkaar een beetje mistroostig aan. Hier is met de beste wil van de wereld niets meer van te maken.Een beetje moedeloos geworden, sjokken we weer terug. De geur van terpentine en verf vinden we opeens niet lekker meer en het vleugje voorjaar heeft de zomer niet gehaald. Niks reizen naar verre verten of eindeloze zeeën. Het enige water dat wij deze zomer zullen zien, is het water van het opblaasbadje in onze achtertuin.
Op de terugweg zijn we allebei een beetje stil en zitten we in gedachten verzonken voor ons uit te staren. Teleurgestelde hoop is rotter dan helemaal geen hoop. Thuisgekomen zitten onze kinderen in spanning op ons te wachten. Ons enthousiasme van de afgelopen dagen werkte aanstekelijk. Ik moet even slikken als ik hun gezichten zie. Ik weet dat die blijde verwachting over enkele seconden verdwenen is. Op wereldniveau is dit peanuts, maar op huiskamerniveau erg belangrijk. Ik voel het tot in m'n tenen. Als ze horen dat het niks is geworden, druipen ze af. Wat een butdag, zeg. Even later horen we boven druk gestommel en opgewonden gepraat. Er komt een delegatie naar beneden. Ons nageslacht heeft duidelijk een missie. We zijn benieuwd wat ze hebben bekokstoofd. Ze hebben alle drie hun spaarpot meegenomen. De buit van afgelopen maanden rolt over tafel. Voornamelijk muntjes met her en der wat papiergeld. Alles bij elkaar opgeteld zo'n 80 euro. ‘Wij helpen mee!’ klinkt het enthousiast. ‘Hebben we zo wel genoeg?’Ik slik met moeite m’n ontroering weg. Wat zijn het toch schatten.‘Ik vind dit hartstikke lief, jongens, maar het is nog steeds te weinig. Maar als God wil dat er een bootje komt, komt er een bootje.’Ik schrik even van m'n laatste woorden. Dat klinkt wel erg holy.
Er is iets in ons wakker geworden wat niet meer wil gaan slapen. En ook al is het tegen beter weten in, we kunnen het toch niet laten om op het internet nog even het andere bootje op te zoeken. ‘Het is wel een erg leuk bootje en hij staat er al best lang op,’ zegt mijn lief.‘We zouden kunnen gaan kijken,’ opper ik. 'De een gaat naar een meubelboulevard, om zich te vergapen aan bankstellen, en wij kijken bootjes.’ De andere dag is het stralend weer en we stappen tegen beter weten in en gematigd positief toch in de auto. Deze keer voert de weg naar Zeeland. Zo komen we nog eens ergens. We zingen zachtjes mee met de muziek van Hillsong. Stiekem verander ik de tekst iets.‘Sailer, He can move a mountain, my God is mighty to give. He is mighty to give!’
Mijn echtgenoot trekt z’n ene wenkbrauw een beetje op wanneer hij mijn variant hoort. Ik zie in de buurt van zijn mond een klein lachspiertje trillen. We komen aan bij een kleine jachtwerf. Er staat een lekker fris briesje. De lucht is blauw met witte schapenwolken. Van dat perfecte zeilweer. Je hoort in gedachten de zeilen bijna klapperen. Dit weer is niet zo goed voor ons hart.
Daar staat ze, hoogverheven op bokken. De voorplecht in de wind. We vallen helemaal stil. De mensen van de werf zijn aardig en vragen ons of we binnen willen kijken. Even later klimmen we via een wiebelig trapje naar boven. In de kuip is inmiddels een tuintje ontstaan. De klusspullen staan nog in de kajuit. De mast ligt er haveloos en overlangs in vier stukken bij. Maar wij zien het niet. Wij zien een prachtige boot. Wij zien een wit geverfde kuip met pas gelakte hardhouten vlonders. Een kajuit waar we precies met z'n vijven in passen. Voor we het in de gaten hebben, is het gebeurd. We zijn verliefd. Hopeloos verliefd, zelfs. De mannen van de jachthaven vertellen dat de eigenaar een infarct heeft gehad en dat ze hem daarna niet meer hebben gezien. Het is een triest verhaal.
We komen helemaal enthousiast thuis. Helaas is het schip met dubbeltjes nog steeds niet gearriveerd.
‘We zouden natuurlijk een mailtje kunnen sturen,’ oppert mijn man. ‘Gewoon voor informatie.’
‘Dat zou kunnen,’ reageer ik voorzichtig.
‘We zitten toch nergens aan vast?’ zegt hij.
‘Neuh, dat is zo.’
In de loop van de volgende dagen ontstaat er een interessante mailwisseling. De eigenaar, die luistert naar de naam Bert, blijkt humor te hebben. De voorstellen worden steeds dwazer. Zo beloven wij onder andere om de boot naar hem te vernoemen: Beste Bertje. Alles voor de zo vurig gewenste korting.
Op een gegeven moment besluiten we open kaart te spelen. We vertellen hem dat we het onderhandelspelletje wel snappen, maar dat we eenvoudigweg niets hebben om ons genereuze bod van tweeduizend euro mee te verhogen.
Tot ik opeens roep: ‘Ik heb het! Laten we het bod verhogen met een zelfgebakken appeltaart!’Binnen een paar minuten komt er een mail terug: ‘VERKOCHT, maar je komt die appeltaart warm brengen.’
Ik schrik me helemaal rot en zit te trillen op m'n stoel.
‘Hellup, we hebben een boot!’ roep ik in shock. Het is lang geleden dat we zo'n groot bedrag hebben uitgegeven. Het is natuurlijk ook niet echt verantwoord. Stel dat de wasmachine kapot gaat. Aan de andere kant pompt de adrenaline door onze lijven. We zijn in tijden niet zo energiek geweest. Maar we hebben nog wel wat praktische problemen.
De dagen erna vallen we echter van de ene verbazing in de andere. We wisten niet dat er zoveel lieve mensen waren. Van de schilder mogen we tegen inkoopsprijs verf en jachtlak kopen. Er is nog iemand die een koperen kraan heeft liggen. Bij de plaatselijke keukenboer kunnen we resten keukenblad krijgen en ga zo maar door.We hebben ook nog een goede vriend die een bedrijf in speciale transporten heeft. Midden in de nacht belt hij op. ‘Hé, Onassis, we gaan je boot halen.’We hebben nog zes weken de tijd voor het zomervakantie is en hebben dan ook nog nooit zo hard en eensgezind gewerkt. We schuren en verven, schuren en verven, en schuren en verven tot het staal wordt bedekt door een flink aantal lagen lak.
De kleur geeft nog wel wat discussie. Ik vind blauw en wit wel erg voor de hand liggen. Zou wit en zwart niet gelikter zijn? Maar volgens mijn geliefde echtgenoot zijn we dan net een drijvende rouwkaart. Daar heeft hij eigenlijk wel gelijk in, dus blijft het wit met blauw. Marineblauw, om precies te zijn.
Over de naam hoeven we niet lang na te denken. ‘Applepie’ moet het worden. We kunnen het niet laten om als thuishaven ‘Heaven’ te nemen.
Na een paar weken keihard werken, met soms veel stress en hard praten, is het grote moment aangebroken: De tewaterlating. We hebben wat familie en vrienden uitgenodigd en ik heb een appeltaart gebakken. Het scheepje blijft gelukkig drijven en iedereen bewondert onze noeste arbeid. De kinderen staan te glimmen van trots
De grote dag, het begin van de vakantie, is aangebroken. Ik heb in de kringloopwinkel een mooie witte broek gevonden en met mijn blauwe hakken zie ik er best wel kek uit, vind ik zelf. Ik moet tenslotte niet te erg uit de toon vallen bij het Gaastrapubliek.
Mijn echtgenoot kijkt me met grote schrikogen aan. Niet vanwege mijn flitsende verschijning, maar vanwege mijn hakken. Hij kan nog net haperend de woorden ‘verf’ en ‘dek’ en ‘totale verwoesting’ uitbrengen. Gelukkig valt het kwartje. Hakken en een boot gaan natuurlijk niet samen. Achteloos schop ik ze uit. Dan maar een reis op blote voeten. Who cares?Die middag zit ik op de voorplecht, m'n blote voeten bungelend boven het water en een hengel in m'n handen. Naast mij ligt een tijdschrift met succesverhalen over van die succesvolle typjes. Van die mensen die op een bijzondere manier zijn gezegend. The sky is the limit.Met een glimlach lees ik de verhalen. Ik ken degene ‘Who cares.’
's Avonds vang ik twee visjes en gelukkig heb ik nog vijf broodjes bij me. Ik denk dat dat wel genoeg is.
Comments