We bevinden ons nog steeds in Finisterre, het einde van de wereld – van Spanje dan.
Het openbare leven in het verste puntje van Spanje speelt zich af in de bar. Samen met andere doellozen bevinden we ons in een van de vele kroegjes van het plaatsje. Het is er gezellig en de koffie is er lekker en goedkoop. Voor 1.20 heb je al een 'bakkie troost'. De dame achter de bar voorziet iedereen van kleine hapjes. Soms salade, of stukjes stokbrood met chorizo, of olijven, of macaroni of ... Zo doen ze dat in een bar in Spanje.
Er komen vrouwen met boodschappentassen koffiedrinken, mannen schieten even naar binnen voor koffie of een shotje alcohol en lezen even vluchtig de krant door – waarschijnlijk de strips en sport. Voor wie geen zin heeft om te praten, hangen er twee levensgrote televisieschermen aan de muur, die allebei op een andere zender staan. En als je je dan nog verveelt, is er wifi.
Wij zitten koortsachtig naar huizen te zoeken. Op de Spaanse huizensite staan er genoeg, maar bij navraag zijn ze in het hoogseizoen allemaal bezet, of in die periode twee keer zo duur. Bij ons is het geen hoogseizoen, dus daar doen we niet aan mee.
De dame van de bar vraagt wat wij in Finisterre doen. Blijkbaar zien we er niet uit als pelgrims. Er gaan namelijk nog een hoop pelgrims door naar Finisterre of Muxia, of allebei, nadat ze in Santiago zijn geweest. We vertellen haar dat we op zoek zijn naar een huis.
Opeens gaat iedereen zich ermee bemoeien. Zo doen ze dat in een bar in Spanje. Vergeten is de krant, de koffie en de tv-schermen. Mobieltjes worden tevoorschijn gehaald en er wordt driftig gebeld. De een belt zijn neef, de ander kent nog een visboer in het plaatsje verderop die wel eens een huis verhuurt en een derde kent ook nog iemand, maar dat blijkt de neef van de eerste te zijn, dus dat levert niet veel op. Maar de hulpvaardigheid is hartverwarmend.
De bardame heeft haar broer te pakken gekregen. Hij verhuurt een huisje voor een dame uit Santiago. Als we vanuit de bar tussen de huizen door kijken, kunnen we het precies zien. We vinden alles prima. De broer wordt opgetrommeld en we gaan kijken. Het is een klein huisje, met een klein tuintje en een nog kleiner doucheje. Wim kijkt een beetje bedenkelijk. Misschien dat hij er met gebogen hoofd net onder kan. We denken dat hij daar wel nederig van wordt en dat kan nooit kwaad, dus we besluiten om het te gaan huren. We zijn zo verschrikkelijk opgelucht. Even lekker een eigen plekje. De beste man belooft dat hij de andere dag terugkomt met het contract. We spreken af bij zijn zus in de kroeg.
We vinden een hostel in de buurt. Het ziet er allemaal wel erg klinisch uit. Op het bed zitten papieren lakens om een rubberen matras en er zitten papieren slopen om de kussens. En nee, het is niet zo'n motel en ook niet de plaatselijke Spoedeisende Hulp. Het is gewoon een pelgrimsherberg, zoals er zoveel zijn. Blijkbaar heeft de eigenaar geen zin in lakens wassen. We zullen er in elk geval geen bedbugs oplopen.
De andere morgen zijn we keurig op tijd in de bar van de zus en zitten we eindeloos te wachten op de broer met het contract. Als de goede man eindelijk op komt dagen, blijkt de prijs opeens met 1/3 verhoogd te zijn. We hebben er totaal geen vertrouwen meer in. Hij kan het dak op.
De man druipt af en wij doen hetzelfde. De teleurstelling is groot. Daar rijden we weer.
'Het leven loopt niet echt soepel, hè?' zeggen we tegen elkaar. We zien de mooie omgeving niet. We genieten niet van het mooie weer. We zien alleen maar moeilijkheden.
Maar zoals het zo vaak gaat in het leven, komt er altijd weer een oplossing en zijn we weer beschaamd dat we zo weinig vertrouwen hadden in onze Hemelse Vader. Die moet toch af en toe ook wel moe van ons worden.
Die avond mail ik naar iedereen die woonruimte te huur heeft en die wat verder van de kust woont. Wim wordt er helemaal gek van, want zijn hele inbox zit vol met bevestigingsmailtjes. 'Kun je als-je-blieft stoppen?' zucht hij. 'Ik word helemaal gek van die mailtjes. Ik ga wel bellen.' Op het moment dat hij voor een huis belt, stuurt de betreffende eigenaar net een mailtje dat het huis nog vrij is. Ook hij doet niet aan het hoogseizoen. We kunnen hem wel zoenen.
Het is een verrassend groot huis met drie slaapkamers op een bovenverdieping met een groot dakterras. We kunnen het voor drie weken huren. Het is vijf minuten rijden van de zee. De naastgelegen bar heeft wifi, dus die benoemen we tot kantoor. We zijn zo blij als een kind en het leven lacht ons weer toe. We zien de mooie omgeving weer en we genieten weer van het weer.
Christina zwaait de scepter in ons kantoor. Haar kookkunsten zijn belabberd, maar ze zet heerlijke koffie. Het is een hartelijke meid en haar stem komt zonder moeite boven de tv, de fruitautomaat en de oude mannen uit. Ze kent het hele dorp en het hele dorp kent haar. Binnen de korste keren kennen we het wel en wee van de bezoekers. Meest oudere mannen, waarvan bijna de helft als gastarbeider in Nederland heeft gewerkt. En dat verbroedert.
Richelle, een medevrijwilligster uit de herberg, is na haar verblijf daar zelf de camino gaan lopen. De held! Het is toch bijna 800 km. Omdat we dat toch wel een prestatie vinden, besluiten we om haar binnen te gaan halen. Ze loopt het laatste stuk met een ander Nederlands meisje, Regina. Die is helemaal vanaf Nederland komen lopen, zo'n 2500 km. De superheld!.
We gaan smerig vroeg op en zitten al om 7.15 op het plein. Mijn hart gaat weer open als ik de eerste pelgrims zie verschijnen. Ik zou met allemaal willen praten en vragen: 'Waarom heb je hem gelopen? Heeft het je gebracht wat je zocht?'
De dames laten niet lang op zich wachten en we verwelkomen hen met een omhelzing en ballonnen. Het weerzien is hartelijk. We gaan gezellig ontbijten en kletsen tot het middag is. De dames gaan naar de pelgrimsmis en wij passen op de rugzakken. Die mogen niet mee in de kerk. De kerk zit vol. Voornamelijk 'tourigrino's' zeggen de dames, geen peligrino's. Tourigrino's lopen alleen de laatste 100 km en dan soms ook nog met bagagevervoer of zelfs een hele georganiseerde tour. Dat is natuurlijk niet het echte werk. Die hebben er niks van begrepen. Er moet lijden inzitten en afzien.
We nemen weer afscheid van onze helden. Ze gaan nog verder lopen, helemaal tot aan de kust. Een paar dagen later krijgen we een berichtje. Richella is op haar gezicht gevallen in Santiago en Regina heeft het laatste stuk met de bus gedaan. Ze kon niet meer. Het was op. Om dat toe te geven was misschien nog wel de grootste overwinning.
We besluiten in deze buurt te blijven. Ons nageslacht wil nog langskomen met aanhang en dan moeten we niet te ver zakken, anders komen ze in tijdnood. Inmiddels zijn de drie weken verstreken en moeten we op zoek naar een ander huis, dat groot genoeg is om iedereen te herbergen.
Gelukkig kent de mevrouw van de supermarkt de mevrouw van de bakker in het andere dorp en ze weet te vertellen dat die een appartement verhuurt. Dat klopt en het is nog vrij ook. Later snappen we waarom.
We worden het snel met haar eens. Het is alleen een beetje jammer dat het hele huis smerig is. De keuken is een zwijnenstal. Maar een paar emmers met chloor doen wonderen en dan komt er een heel leuk appartement tevoorschijn. We hebben zelfs twee badkamers en overal zijn mooie houten vloeren. Als we bij de supermarkt spul gaan halen om de houten vloer schoon te gaan maken, zegt de dame van de winkel. 'Jullie zitten zeker in dat appartement daar aan de overkant op de tweede verdieping?' Als Wim haar een beetje verbaasd aankijkt, zegt ze veelbetekenend. 'Ik ken de eigenaresse en ik ken de mensen die er hebben gewoond. Ik zal jullie extra sterk spul geven. Succes!'
We krijgen een mailtje uit Barjols in de Provence of we deze winter weer op het huis willen passen. Gelukkig zijn er nog mensen die ons graag terug willen zien. Dat is positief nieuws, vinden we, en we besluiten op hun verzoek in te gaan.
Net daarna komt er een tweede mailtje van de housesit website waar we lid van zijn. Dat heeft even wat uitleg nodig. Een paar weken geleden had Wim daar op gereageerd. Het ging om een luxe resort met vijf huizen op een groot landgoed van 240 ha met kurkbomen, paarden en twee ezels. In Portugal. Maar mijn soms wat warrige echtgenoot had de reactie per ongeluk naar een housesit in Italië gestuurd. Dus wij kregen een reactie uit Italië en we snapten daar helemaal niks van. Helaas waren we toen te laat voor Portugal. We kregen een vriendelijk mailtje terug uit Portugal dat we wel geschikt leken, maar dat ze was voorzien. Maar het verhaal krijgt een staartje. We krijgen nu een mailtje van de Engelse eigenaresse van het spul in Portugal dat ze met SPOED op zoek is naar nieuwe housesitters omdat de huidige meteen opgestapt waren toen ze tot de ontdekking kwamen dat het zwembad leeg stond.
Normaal gesproken zouden we meteen in de auto zijn gestapt, maar de kinderen komen en dat gaat voor. Punt uit. Ze vindt het goed dat we eind augustus komen, maar wil wel graag referenties. We mogen het telefoonnummer geven van Barjols. Ze belt en gelukkig zijn die enthousiast over ons en na een keer Skypen is het voor elkaar. Wij gaan tot en met december op een mooi resort passen. En er zijn geen mensen, dus we kunnen geen ruzie maken. We hebben er heel veel zin in en zeggen voor de zoveelste keer tegen elkaar. 'Wat hebben we toch een bijzonder leven en wat hebben we toch een bijzondere God.'
Behalve een bijzondere God heb ik toch ook wel een bijzondere man. Hij heeft nog steeds niet door dat we niet meer in een 4x4 rijden, dus rijden we voor de zoveelste keer weer op een onverhard wandelpad met diepe geulen. Ik zie ons al helemaal op onze buik liggen en dan tien kilometer moeten lopen naar het eerstvolgende dorpje om hulp te halen, die daar dan niet kunnen komen natuurlijk, omdat het wandelpaden zijn. We balanceren tussen twee diepe geulen door en de weg wordt verderop nog slechter. Voor het eerst spreek ik mijn Veto uit. Er moet toch iemand zijn verstand gebruiken. We gaan dus terug. Dat is ook nog niet zo simpel. Aan mij de nobele taak om achter de auto te lopen en links en rechts te blèren, waarbij Wim natuurlijk weer sneller rijdt dan ik loop, maar na een hoop kunst en vliegwerk zitten we weer op het asfalt. Mijn echtgenoot zit intens gelukkig naast me. 'Wat een leuke weg was dat, hè,' zegt hij.
'Nou!' zeg ik hardgrondig.
Comments