top of page
  • Foto van schrijveranjakeesmaat

Blog 33 Een windhoos en een baby


Marsalforn (Malta), augustus 2021,

Voor mijn gevoel zijn we nog niet zo lang getrouwd, maar dat is toch echt al 35 jaar geleden. Het zal wel een soort ontkenningsfase zijn. Net zoiets dat je in je hoofd altijd dezelfde (lees: jong) blijft, terwijl het aardse verval duidelijk aan het toeslaan is.

We vinden ons huwelijksjubileum genoeg reden voor een romantisch dinertje en peddelen naar de kant om een leuk restaurantje uit te zoeken. Sinds lange tijd zien we weer gevulde terrasjes. Het zorgt voor een vakantiestemming in het dorp. Er lopen slierten tieners over straat te paraderen, gevolgd door stoere jongens die nog niet helemaal helder hebben wat hun identiteit is. Elk restaurant heeft zijn eigen muziekstijl die ruimschoots het geroezemoes van de mensen overstemt. We onderwerpen de menukaarten, die op een standaard aan de straatkant staan, aan een kritische blik en kijken hoeveel mensen er aan de tafeltjes zitten, hoe ze kijken en of ze hun bord wel leeg eten. Nou heeft dat natuurlijk niet altijd met de gerechten te maken - soms ook met het gezelschap - maar over het algemeen is het best een indicatie.

We vinden een Indiaas restaurant en zoeken een aantal gerechten uit die we heel lief delen. Dat past goed bij het thema van de avond. Ons huwelijk. Onder het genot van kip Tandoori halen we herinneringen op. Op onze bruiloft zongen Wim zijn geliefde bandleden een speciaal voor de gelegenheid voor ons gecomponeerd lied met de optimistische titel ‘Het huweluk is vreseluk’. Dat is gelukkig niet uitgekomen. Sterker nog. We vinden elkaar nog steeds erg leuk. Zelfs nog veel leuker dan toen. Niet dat we nou zo buitensporig grappig zijn, maar we hebben al die jaren wel vast weten te houden dat die ander nog liever is dan je zelf bent. Nou scheelt het wel dat je op een gegeven moment doorkrijgt dat je zelf niet zo perfect bent en dat dus van de ander ook niet kunt verwachten.

We werden getrouwd door een wijze dominee die 80 procent Gereformeerd en 20 procent Hervormd was. Of andersom. Dat weet ik niet zo goed meer. We kenden hem van een vakantie en waren bevriend met zijn dochters. Hij gaf ons een gevlochten koord met de wijze woorden dat als God centraal zou staan in ons huwelijk, het een drievoudig snoer zou zijn dat niet snel zou worden verbroken. Dat is waar gebleken en daar zijn we dankbaar voor. We halen heel de avond herinneringen op en constateren aan het einde van de avond dat bijna alles positief is. De negatieve herinneringen komen wel weer boven bij de eerstvolgende ruzie.

Na de copieuze maaltijd peddelen we terug naar ons bootje. Materieel gezien hebben we het niet echt ver geschopt in ons leven, maar daar liggen we niet wakker van. Het houdt ons leven wel overzichtelijk.

Het wordt tijd om ons voor te bereiden op onze overtocht naar Italië.

Begin september varen we naar Licata, op Sicilië. Officieel kan dat niet, omdat er nog steeds geen oplossing is voor het bootpaspoort, maar officieus is het geen probleem. We informeren nog even netjes bij de port police, maar als die geen sjoege geven, besluiten wij dat ook niet te doen. En zo zeilen we met een prettig windje richting het vaste continent van Europa. Het is ongeveer een dag zeilen. Tegen de tijd dat de haven in zicht komt, valt de wind weg. We motoren met een gangetje van 2,4 knopen ( Wim houdt het nauwlettend in de gaten) richting de haven. Het gaat echt tergend langzaam. Ook deze keer lukt het niet om tijdens daglicht aan te komen. Wat wel lukt, is om via de marifoon de havenmeester op te roepen. Er komt zelfs een antwoord terug. We liggen voor het eerst in een echte haven. Ze eentje met bolders, schone toiletgebouwen, mooie boten en een ‘çommunity’ . Dat laatste klinkt een beetje eng, maar we gaan het meemaken.

‘Ik vaar een fuik in,’ zegt Wim met een grafstem.

‘Oh, heerlijk. Even geen gedoe,’ denk ik in een halleluja stemming.

Er komt een ‘marinero’ met een dinghy aanvaren. Hij is niet zo spraakzaam, maar dat heeft misschien ook met het tijdstip te maken. Wij vinden zelf dat we heel soepeltjes aanmeren. We liggen naast een groot half vergaan motorjacht met gaten in de romp. Het ziet er niet naar uit dat die ooit nog van zijn plek komt. Het wordt soms gebruikt als liefdesnestje door de plaatselijke dorpsjeugd, maar dat weten we dan nog niet.

Als we de volgende morgen wakker worden, zien we aan de andere kant een dure catamaran van een bemiddelde Italiaan. Hij heeft ook nog een catamaran in het Caraïbisch gebied. Het is duidelijk dat dat de kritische kant van onze boot is. We proppen zoveel mogelijk fenders tussen onze boot en de zijne. Daar mag geen krasje op komen.

Het is een aardige man. Hij vertrekt naar Milaan en wij krijgen de leftovers uit zijn koelkast en doen ons tegoed aan de delicatessen uit de Italiaanse keuken. We zwaaien hem vrolijk uit, met de sliertjes carpaccio nog tussen onze kiezen.

Dan zijn we opeens onderdeel van een ‘zeilerscommunity’. Er is een levendige handel tussen spullen die de één niet meer nodig heeft en de ander goed kan gebruiken. En vergeet de wekelijkse BBQ niet. Het principe is simpel. Je neemt je eigen vlees mee, dat je zelf gaat verbranden, een salade voor algemeen gebruik, het liefst met ingrediënten die nog niet over de datum zijn, en 0,50 cent voor Wolfgang, die zorgt voor de houtskool en dat de boel op tijd in de hens gaat. Er staan picknicktafels en het is gezellig. Eigenaren van grote, kleine, oude of nieuwe boten zitten gebroederlijk naast elkaar en vertellen elkaar sterke verhalen. Status maakt niet zoveel uit. We kijken allemaal naar dezelfde zonsondergang en bij iedereen gaat altijd alles verrot.

Een paar kinderen hebben een hondje gevonden. Ze soebatten bij hun vader of ze hem mogen houden. Hun vader protesteert nog even, maar we zien dat hij het onderspit gaat delven. De volgende dag heeft het beestje een vuurrood riempje om. De kinderen er lopen er triomfantelijk achteraan. Dat kan nog interessant worden als ze straks gaan varen.

Na de snikhete zomer volgt een wat onstuimige herfst met veel wind en onweersbuien. De haven is goed beschermd, dus we wanen ons veilig. Wanneer Wim ’s avonds naar buiten gaat om het onweer te fotograferen, hoor ik hem opeens enthousiast roepen. In mijn onbenul denk ik dat hij dolfijnen ziet zwemmen, dus ik loop enthousiast naar de kuip. Vlak voor me komt er een enorme wervelstorm op me af. Ik weet nog net uit te brengen: ‘Naar binnen gek, straks gaan we de lucht in!’ Wim ziet totaal het probleem niet en staart gebiologeerd door zijn schermpje naar het indrukwekkende schouwspel. Voor de zoveelste keer ervaren we onze nietigheid. Ik vlieg naar binnen en sta naar buiten te blèren dat hij nu toch echt naar binnen moet. Gelukkig is de batterij van zijn camera leeg. ‘Yess,’ denk ik zachtjes. Ik film verder met mijn telefoon vanuit de kajuit. We kunnen geen kant op. Het is beangstigend. De windhoos wervelt precies over onze boot en verdwijnt dan in de verte, met medeneming van onze loopplank. In totaal duurt het maar een paar minuten, maar ik vind het een heftige ervaring. De loopplank ligt een boot verderop in het water. Gelukkig aan de kant van het wrak. Een aardige buurman van een paar boten terug vist hem uit het water en brengt hem terug, zodat ons bootje weer een schiereilandje wordt.


Half december vertrekken we naar Nederland, ruim op tijd voor de geboorte van ons kleinkind. Wim zette zich blijmoedig over zijn Nederlandfobie heen. Nu alleen nog testen voor covid...

We komen terecht bij de plaatselijke drogisterij die een nieuwe bron van inkomsten heeft ontdekt. Testen. De man heeft een metamorfose ondergaan en ziet eruit als een marsmannetje.

‘Je doet normaal hoor,’ fluister ik mijn lief in de oren. Ik had het net zo goed niet kunnen zeggen. Eerst blijft hij met zijn voet achter het tafeltje hangen en buitelt hij naar binnen. Bij de eerste aanraking van het wattenstaafje vliegen de aerosolen om onze oren de kleine ruimte in. Mijn lief niest. Niet één keer, maar langdurig en hartgrondig. Het marsmannetje wacht beleefd af tot hij verder kan gaan. Hij trekt zijn mondkapje nog eens beter omhoog en drukt zijn veiligheidsbril nog verder in zijn gezicht. Deze keer heeft hij meer succes.

‘Als dat maar goed gaat.’ Stiekem gluur ik naar het teststaafje. Gelukkig maar één streepje.

Als wraak laat hij ons lang wachten op ons felbegeerde papiertje.


‘Pap en mam, ik kom jullie halen, hoor.’

‘Je bent hartstikke gek, kind. We komen pas rond middernacht aan. Dat wil ik niet, hoor. We komen wel met de trein.’

Helaas is de metropool Amsterdam ‘s nachts gesloten. ‘s Nachts rijden er geen treinen.

Dus staat dochterlief nog fit en vrolijk op Schiphol op ons te wachten. Gelukkig komt Quint mee. We houden van Quint. En wat was ze mooi. Het buikje parmantig naar voren. Vanaf de achterkant niets te zien. Ze denderde met net zoveel gemak van de trap af als voorheen. Ons kind. Bijna moeder. Het ontroert.

De volgende dag eten we met de hele kinderschare bij Myriam en Quint. Er wordt gekookt, gelachen, gekletst en genoten. Wat is het goed om in Nederland te zijn.

Mirjam en Ben vermaken de menigte met stompzinnige spelletjes. Hoe beeld je in vredesnaam ‘geboorte-explosie’ uit of ‘hechtingen’...

Als slotstuk een Olvarit-proeverij. Raad wat erin zit. Quint en Myriam weten het zeker. Geen Olvarit voor hun komende nageslacht.


Ons gezin bestaat uit scherpe observeerders. We denken dat we wel achter de naam kunnen komen. Dat is opeens een doel dat epische vormen aanneemt.

Karin probeert aanwijzingen te ontfrutselen. Ben zal dat in een excel zetten en dan is het een kwestie van schrappen. Natuurlijk komen we erachter. Zijn tweede, Turkse naam redden we niet.

Na een olifantendracht van 42 weken wordt dan eindelijk onze kleine reus geboren. Marcus Emir. Ruim negen pond schoon aan de haak. Hij is prachtig en Myriam heeft een Olympische prestatie geleverd.

We vinden liefdevol onderdak bij ma Keesmaat en worden maandenlang volgestopt met lekkers. Koekjes bij de koffie, toetjes, chocolaatjes, chips, nootjes en toastjes. Bij ons geen Coronakilo’s, maar Keesmaatkilo’s. En nee, we mogen niks doen. Met moeite kunnen we afwassen en af en toe mogen we koken. We hebben het ontzettend goed en gezellig met elkaar en zijn verbaasd over de energie die ma nog heeft. Het is nog de generatie van niet mauwen en gewoon doorgaan. Wanneer we op het punt staan om naar Lelystad te vertrekken om te gaan babysnuiven, zien we haar met de bank slepen. ‘Wat gaat u nou doen?’

‘Nou gewoon, ramen zemen. Dan zet ik mijn ene voet in de vensterbank en de andere op het randje van de bank.’

‘Dat gaan we niet doen, hoor. Wij zemen die ramen wel.’

‘Dat zullen we nog weleens zien.’

‘U bent 81 hè. Als u valt…’

‘Maar ik val niet…’

‘Zet alstublieft die bank weer terug.’


Een paar uur later krijgen we een appje. De ramen zijn gezeemd, hoor. We zuchten maar eens diep.

Als je niet zo vaak in Nederland bent, vinden mensen het nog leuk als je langskomt. Hoeveel leuke mensen je ook overal tegenkomt! In Nederland kennen mensen je het langst en hoef je niks uit te leggen en kun je het hele kennismaakgedeelte overslaan. We crossen het hele land door. Sommige oude vrienden hebben zich vermeerderd en dan zie je opeens minimensjes de deur opendoen. ‘Ik heet Mathilde,’ zegt een parmantig meisje. ‘Hoe heet jij?’

‘Ik heet Anja.’

‘Dat is een mooie naam,’ is de slotconclusie van het kleine ding met de intonatie van een peuterjuf. We zijn door de ballotagecommissie.


We brengen Oud en Nieuw door met zwager en schoonzus en schoonmoeder en komen tot de conclusie dat Oud en Nieuw met familie toch een stuk gezelliger is dan samen op een bootje. Hoewel we meestal niet eens doorhebben dat het een feestdag is.

Na al dat feestgedruis gaat het niet helemaal goed met Wim. Van het ene op het andere moment ligt hij ’s nachts klappertandend in bed. Niet van de kou, maar van de koorts. Zijn rechterbeen is pijnlijk en licht verkleurd. Het lijkt op wondroos (Erysipelas). Hij is klam en de koorts schiet naar de 40 graden. Hij heeft vaker Erysipelas gehad en we hebben altijd antibiotica aan boord voor het geval dat…, maar dat ligt natuurlijk nog op Sicilië. Tegen de ochtend lijkt hij op te knappen. Elders op de wereld waren we gewoon naar een apotheek gegaan voor antibiotica. Doch niet in Nederland. We proberen het nog via een bevriende praktijkondersteuner. Ze doet haar best, maar kan ook niet veel uitrichten. Er zit niets anders op dan de HAP te bellen. Dat is nog niet zo simpel... Dat gaat nog wel even duren… Als we eindelijk aan de beurt zijn en uitleggen dat het enige wat we nodig hebben antibiotica is en dat we zelfs nog kunnen vertellen welke, wil de beste man het toch met eigen ogen aanschouwen. Hij bekijkt via zijn scherm het rode been van mijn lief en wil dat we langs komen. Huh, waarom? Het is toch duidelijk. Erysipelas. Antibiotica. Klaar.

Wim hijst zichzelf in de auto van zijn moeder die ons met vaardige voet richting de HAP scheurt. Nee, we mogen niet mee naar binnen. Wim strompelt met zijn zere poot naar binnen. De beste man constateert dat hij een Erysipelasbeen heeft en antibiotica nodig heeft. ‘Goh, dat is nieuw.’ Zijn constatering is een stuk duurder dan de onze. Of we maar even 145 euro af willen rekenen en de antibiotica is ook opeens twee keer zo duur geworden.

‘Gelukkig heeft Wim dat been in Nederland gekregen en niet in het buitenland.’ zeggen vrienden.

Wij doen er het zwijgen toe.

En zo rommelen we maar door tot het begin april is. We proberen zoveel mogelijk naar ons wereldwondertje te gaan. Zo vertrouwd, zo lief. Hoe moet dat nou straks als we weer terug gaan?

Niemand kan toch beter oppassen dan wij? En mijn ouders en ma Keesmaat zijn ook oud. We hebben ze nog en daar moeten we zuinig op zijn. We komen steeds meer in een spagaat. Aangezien mensen belangrijker zijn dan dromen en we niet de helft van Marcus willen missen, besluiten we om weer richting Nederland te varen. Dat wordt nog een heel project. Eerst moeten we in Italië wachten op alle spullen die we hebben besteld. We willen lithiumaccu’s installeren en een nieuwe koelkast is ook zeer welkom. De oude heeft de hittegolf op Malta niet overleefd. Het punt is alleen dat er in heel Italië geen koelkast is te krijgen. Uiteindelijk vinden we er een in Schijndel. Het is een Italiaanse koelkast (12 Volt) die eerst uit Italië is geïmporteerd en nu door ons weer naar Italië wordt gestuurd, en zo doen we heel onze klimaatneutrale, ecovriendelijke, niet vervuilende levensstijl weer teniet.



 



413 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page