top of page
  • Foto van schrijveranjakeesmaat

Blog 26 Vertrekken jullie nog een keer?

Bijgewerkt op: 6 aug. 2020


Ons to-do-lijstje is geslonken tot een wat-is-absoluut-noodzakelijk-om-te-kunnen-vertrekken-lijstje, anders komen we nooit weg. Met stip bovenaan staat de motor. Dat vinden we toch wel een essentieel onderdeel. Omdat we een catamaran hebben, hebben we er twee, Yanmar 1 en Yanmar 2 genaamd, een soort eeneiige tweeling. Allebei slechts 9 PK. Discussies over een te hoge snelheid zullen we dus nooit krijgen.

Met Yanmar 1 hebben we geen probleem. Je draait het sleuteltje in het contactslot om en drukt op een zwart knopje, wat eigenlijk het moeilijkste deel is van heel de operatie omdat ik nooit weet welk knopje bij welk contactslot hoort. Je hoort een zachte klik van de sleutel en vervolgens een motor die aanslaat en met zachte plofjes wat koelwater naar buiten spuugt.

Dan Yanmar 2. ik draai het sleuteltje om in het contactslot. Ik hoor en zachte klik en vervolgens helemaal niks.

‘Je kunt starten, hoor.’

‘Dat doe ik ook.’

‘Druk je op het goede knopje?’

‘Jahaa.’

‘Hij doet het niet.’

‘Dat zei ik toch al.’

‘De vorige keer deed hij het nog.’

En dan begint het grote zoeken. Af en toe gooi ik er een technische term doorheen, waarna Wim heel geduldig uitlegt dat dat niet het probleem kan zijn. Het is zijn eer te na om een monteur te bellen. Monteurs zijn duur en wat een monteur kan, moet hij ook kunnen. In broertje Ed heeft hij dan wel weer veel vertrouwen. Die wil hij wel om raad vragen. De broers onderzoeken, debatteren, evalueren en bijten zich vast in het probleem. Er is nog ergens een bungelende zekering die vervangen moet worden, en de motor gaat nu wel rond, maar hij wil niet aanslaan.

‘Het is denk ik de brandstofinjectiepomp,’ zegt mijn lief.

‘Is het misschien een idee om de injectiepomp van Yanmar 1 tijdelijk te implanteren in Yanmar 2?’ opper ik. Al zeg ik het zelf, het is een briljante opmerking van mij en het werkt. Yanmar 2 maakt nu dezelfde tevreden geluidjes als Yanmar 1.

‘Nieuwe injectiepomp erin en we kunnen vertrekken.’

‘Weet je hoe duur die zijn?’

‘Zo’n klein ding kan toch nooit duur zijn.’

Wat blijkt? Ze zijn hier al gauw €800,-.

Geen optie dus. Wim sloopt met chirurgische precisie het hele ding uit elkaar en ziet eigenlijk niks afwijkends. Hij poetst wat en rommelt wat en zet alles weer in elkaar. Wim is een optimistische man.

‘Zullen we het nog een keer proberen?’

De motor slaat aan en begint luidkeels te loeien, en ondertussen komt er vanuit de uitlaat een dikke, vieze, bruine rookwolk voorbij drijven. ‘Leuk voor de buren,’ denk ik nog. Ondertussen vraag ik me af of ik de motor uit moet zetten of dat ik op zoek moet naar de brandblusser.

Wim hangt nog steeds ondersteboven in de motorruimte en zet hem van daaruit weer uit.

‘Kwam er wel water uit de uitlaat?’

‘Weet ik veel? Ik was op zoek naar de brandblusser!’

Dit proces herhaalt zich een paar keer en we zijn inmiddels een dag of drie verder. Normaal gesproken komen de meeste dingen vanzelf goed, maar deze keer...

‘Ik probeer het nog één keer en dan weet ik het ook niet meer. Dan varen we maar met één motor.’

‘Ja leuk, rondjes varen in de baai.’

Alles wordt weer uit elkaar gehaald. Wim denkt iets gevonden te hebben. Iets met een pieletje en een dingetje. Pietepeuterige onderdeeltjes, maar ze blijken belangrijk te zijn. En na drie dagen tobben, vieren wij de wonderbaarlijke herrijzenis van Yanmar 2. We kunnen vertrekken...

We halen voor twee maanden boodschappen, zodat we bestand zijn tegen eventuele lockdowns. De inhoud van de boot wordt aan een grondige inspectie onderworpen. Wim wil alles bewaren en ik wil alles weggooien, maar we komen er wel uit. Zelfs het grote krat met allemaal stukjes hout gaat weg. Ik dacht dat het nooit zou gebeuren.

We nemen afscheid van de dames van de bakkerij, Fotis van de marine shop, Babis van de doe-het-zelf winkel, het personeel van de supermarkt, de eigenaar van de Pizzaria, de kustwacht, buurman Jules komt met zijn vriendin nog even langs om verse groente van zijn landje en een één vers eitje te brengen, die we beloven te delen als we morgenochtend vroeg de baai uitvaren richting Zakynthos. Daarna halen we de tafel weg uit de kuip om meer ruimte hebben tijdens het zeilen. Wim gaat nog even zwemmen en druipt uit in de kuip.

Ik heb gedoucht en ben op weg naar bed als ik me bedenk dat er nog een shirt buiten hangt. Ik haal het van de lijn, stap de kuip in, wil me vasthouden aan de tafel, die er niet meer is, glijd uit op de natte vloer en land op mijn pols. Die is niet bestand tegen dat soort geweld en ik bekijk beteuterd naar het raar gevormde gedrocht wat ooit mijn pols was en zich nu in een beetje doelloze stand aan het uiteinde van mijn arm bevindt.

Het zweet staat op mijn voorhoofd en het verlamde gevoel wordt langzaam omgezet in pijn, maar ik blijf ijselijk kalm. De verpleegkundige in me wordt wakker. Het komt goed uit dat we net een uitgebreide verbandkoffer hebben meegenomen uit Nederland. Wim volgt braaf mijn instructies op en vindt na wat aanwijzingen een mitella.

‘Pak even een koud blikje uit de koelkast om te koelen.’

‘Er zit toch een coolpack in de verbandkist?’

‘Dat is zonde, want die kun je maar één keer gebruiken.’

Gelukkig gaat mijn lief niet in discussie bij zoveel onbenul. Hij hijst me in wat fatsoenlijkere kleding, bevestigt de mitella en geeft me een koud blikje cola om te koelen.

Het volgende probleem dient zich aan. We weten dat er een soort medische post is in Pylos, maar we weten niet waar. ‘Jules,’ zeg ik. We bellen hem meteen op. Binnen tien minuten staat hij op de kade met een auto. Engelen heten niet alleen Gabriël of Michaël, maar soms ook Jules. De medische post in Pylos heeft geen Röntgenapparatuur en wij geen mondkapjes, dus dat is een nono. Ze verwijzen ons naar Kalamata, dik een uur rijden door de bergen.

De heren babbelen voorin over zinnige en onzinnige dingen en ik zit op de achterbank stilletjes te pielen aan mijn pols. Als ik er nu eens voorzichtig aan trek, ben ik in elk geval die rare bobbel kwijt, bedenk ik me. Het werkt. Bij elke cm rek wordt de bult langzaam minder en is het een kwestie van stevig fixeren met mijn andere hand. Het koude colablikje ligt er bovenop, aan het oog onttrokken door de mitella. Het scheelt qua pijn en ik ben best trots op mezelf.

We komen aan bij een klein ziekenhuisje. Daar bevinden zich nog meer sukkels die het principe van de zwaartekracht niet begrijpen. We worden snel geholpen en komen in een ruimte terecht waar allemaal mensen op een brancard liggen, gescheiden door dunne gordijnen. Her en der staan karretjes met verbandmiddelen, stoelen, huilende kinderen en moeders die hun best doen om hen te troosten. Een jongen ligt midden in de zaal met een kraag om zijn nek. Hij moet nog even wachten tot hij door kan schuiven. Zijn vriendin staat een beetje onhandig over zijn been te aaien.

Wim schiet een kantoortje binnen waar hij iets groens ziet lopen en dat blijkt de juiste persoon te zijn. We moeten een Röntgenfoto maken om te bevestigen wat we al weten en dan begint het echte werk.

Hij spuit een flinke hoeveelheid Lidocaïne in mijn pols. Geweldig spul. Ik voel niks meer. Ze staan er met zijn tweeën aan te trekken en te buigen. Het maakt me niet uit. Ze doen maar. Dokter Kristopoulos verstaat zijn vak. Razendsnel heeft hij een spalk van gips gemaakt. De controlefoto is goed. Hij waarschuwt dat het een erg onstabiele breuk is die hij het liefst zou opereren. Ik beloof dat ik heel voorzichtig zal zijn en krijg het voordeel van de twijfel. Over een week moet ik weer een controlefoto laten maken en beslissen we verder.

We verdwijnen weer in de donkere nacht richting Pylos. Om drie uur liggen we. Ik doe geen oog dicht, want ik wil mijn arm niet bewegen. Om zes uur zie ik de eerste jachten vertrekken...

‘Ken je die mop van dat stel dat zou gaan varen?’

‘Die gingen niet.’


 

414 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page