We krijgen het de komende tijd druk. In elk geval in onze beleving. De nabije toekomst hangt een beetje als een wolk aan de horizon, die langzaam dichterbij komt.
Onze huurders vertrekken eind april naar Curaçao. We willen eigenlijk het huis niet leeg laten staan, dus we moeten misschien wel naar Suriname. Gelukkig zijn er serieuze gegadigden, maar gegadigd is nog niet gekocht. We zijn druk bezig met dingen uitzoeken in verband met de overdracht van de grondhuur. Gelukkig krijgen we assistentie van onze geliefde huurders, die voor ons van het kastje naar de muur gaan. De wegen van de Surinaamse overheid zijn soms wat ondoorgrondelijk. Die van ons waarschijnlijk ook.
En we willen ook nog naar Spanje om vrienden te helpen.
En we moeten 1 juni weer in Portugal zijn om daar verder te gaan met housesitten.
En we hebben de eigenaresse ook nog beloofd om haar Porsche naar Londen te brengen.
En Ben en Mirjam gaan 30 juni trouwen in Spanje en ze hebben ook nog een receptie in Nederland.
En hoe moet dat nou? We krijgen het maar niet op een rijtje.
Ik krijg een appje: ‘Vervelen jullie je nog niet in die stille Provence?’
In de tuin werken schijnt heel rustgevend te zijn, dus begeef ik me naar de tuin. Ik ben niet gezegend met groene vingers en dat rustgevende heb ik nog niet ontdekt. Het is voor mij meer een klus op een things-to-do-lijstje. Soms spreid ik het werk uit over meerdere regels, zoals: bladeren harken, bladeren oprapen, bladeren weggooien. Onkruid weghalen in de tuin, onkruid weghalen op het terras en onkruid weghalen tussen het grind, want dan kun je lekker veel doorstrepen.
Maar zover is het nog niet. Nog lang niet.
‘Er staat een bladerzuiger in de schuur, hoor,’ zegt mijn echtgenoot. Ik heb een diepgewortelde antipathie tegen alles wat elektrisch wordt aangedreven. Er zitten ook altijd te veel knopjes op. Ik snap nooit hoe zo’n apparaat werkt en al helemaal niet het systeem dat erachter zit of de intentie van de ontwerper. De beste man of vrouw is vast gezegend met een hoop intelligentie, maar dat is ten koste gegaan van praktisch inzicht, en stiekem heeft hij/zij vrijwel zeker een hekel aan tuinieren.
Is het nou een bladerzuiger of een bladerblazer? Dat weet ik pas als ik hem aanzet. Ik hou mezelf voor dat er niks aan de hand is zolang ik de stekker niet in het stopcontact steek.
Ik sluip behoedzaam dichterbij en haal alles uit de verpakking. Op de doos staat een vrolijke man in een smetteloos witte polo intens gelukkig zijn bladerloze gazon te ontbladeren. De kinderen dartelen er vrolijk omheen en zijn vrouw zit in een mooie jurk – alsof ze net naar een feest is geweest – op het terras een kopje koffie te drinken terwijl ze haar held bewonderend aankijkt.
Het staat in schril contrast met mijn eigen held. Die loopt in een groen, versleten shirt als een zombie fazanten te filmen. De witte shirts hebben we jaren geleden al verbannen.
Ik zie geen enkele gelijkenis met mezelf en het tafereeltje op de doos. Ik sta met een hele hoop onderdelen hulpeloos naar het apparaat te staren. Eindelijk heb ik iets in elkaar gepuzzeld en nu komt het moment suprême. Het stopcontact. Waar is de stekker? Ik zie een zielig snoertje van twintig centimeter waar het gezochte attribuut aan bungelt. Hoe kun je nou met een draad van 20 cm een tuin doen? Daar heeft de vrolijke meneer van de verpakking natuurlijk ook niet aan gedacht.
Echtgenoot komt even kijken wat ik toch allemaal in dat schuurtje uitspook. Bij tijd en wijle is hij best coöperatief. Er moet een verlengsnoer komen, zegt hij deskundig. Hij vist een verlengsnoer uit de doos met het smetteloze gezin erop. Ik kan nu tien meter het terras op. Net niet ver genoeg om de tuin te bereiken. Aan het verlengsnoer moet dus ook nog een katrol komen.
Eindelijk gaat het dan toch nog gebeuren.
‘Vergeet je gehoorbescherming niet,’ zegt echtgenoot terloops, ‘anders word je doof.’ Ik sta met mijn handen vol, maar gelukkig is mijn lief niet te beroerd om te helpen. Er ontstaat een soort gezegende doofheid. Best prettig eigenlijk, zo’n ding. Ik wurm een soort riem om mijn schouder, met een opvangzak voor de bladeren eraan. Als een soort marsmannetje probeer ik het einde van de tuin te bereiken. En dan kan het feest beginnen.
Na drie minuten zit het hele spul verstopt. Behalve bladeren zuigt hij ook takjes en andere ongerechtigheden op. Na drie kwartier geworstel geef ik het op. De ontwerper mag wat mij betreft opgenomen worden in een gesticht. Ik pak een hark, prop de hele handel in een zak en kiep die leeg op de daarvoor bestemde plaats. Eigenlijk valt het best mee. Het is helemaal niet zoveel werk.
Maar die gehoorbescherming hou ik op. Lekker rustig. Tuinieren is goed voor je hoofd. Enthousiast streep ik mijn halve things-to-do lijstje af.
Of ik verder nog iets doe, in Barjol? Best wel. Ik heb ein-de-lijk mijn boek over Suriname af. Ik twijfel of ik het zal opsturen naar een uitgeverij. Niet dat je er veel aan overhoudt, maar een uitgever is natuurlijk wel echter en er wordt tenminste met een professionele blik naar gekeken. En ze hebben een netwerk dat ik niet heb.
Ik stuur het manuscript naar drie uitgevers, anders krijg je zoveel afwijzingen en daar word je weer depressief van. Eigenlijk ben ik gewoon een schijtert en ben ik bang dat het niet goed genoeg is, maar soms moet je eenvoudigweg iets wagen.
Er is een uitgever die heel snel reageert. Hij is enthousiast en daar word ik nog enthousiaster van. Dit is een langgekoesterde droom.
Of we een afspraak kunnen maken. Natuurlijk, meneer de Uitgever, we komen eraan. Maar eerst nog even naar Spanje, Portugal en Londen. We kijken elkaar grijnzend aan. Okay, ons leventje is af en toe wat chaotisch, maar het blijft een gaaf leven.
Comments